De vijf jaren in de Tweede Wereldoorlog waren zeker voor de Meppeler Sport Club geen eenvoudige jaren. Veel leden kwamen ‘onder de wapenen’ en veel Joodse leden werden weggevoerd en kwamen nooit meer terug. Ook bijzonder is het verhaal van Engelbertus Johannes Roelfsema. De chirurg in het Diaconessenhuis was een begenadigd voetballer en speelde in de oorlogsjaren in het eerste elftal van MSC. Ook was hij een zeer actief en betrokken bestuurslid. Helaas werd hij op 29 september 1943 gefusillieerd.

In 1939 bestond clubblad De MSC’er elf jaar. Helaas was dat voor voorzitter en redacteur J. Bloksma geen aanleiding om daar in het eerste nummer van die jaargang lang bij stil te staan want er was oorlog uitgebroken tussen Duitsland aan de ene kant en Engeland en Frankrijk aan de andere kant. Aanvankelijk kon niemand bevroeden wat de implicaties van deze oorlogsverklaring voor ons land zouden zijn, maar al snel veranderde het een en ander. In Nederland werd een algehele mobilisatie ingesteld en 400.000 mannen werden onder de wapens geroepen.

Het gevolg voor MSC en alle andere voetbalverenigingen was dat veel voetballers niet meer ieder weekend beschikbaar waren voor de competitiewedstrijden. De Koninklijke Voetbalbond (KNVB) zat met de handen in het haar. Wat nu te doen? Misschien moesten de 1ste, 2de en 3de klasse regionaal maar samengevoegd worden. Maar veel verenigingen vonden dat geen goed plan, omdat de verwachting bestond dat veel publiek dan thuis zou blijven. De KNVB besloot als een soort noodmaatregel om de ‘normale’ competitie te handhaven, doch de promotie-degradatieregeling te laten vervallen. Het vervoer naar de uitwedstrijden gebeurde zoveel mogelijk per trein, want de benzine was schaars geworden.

En toen kwam het jaar 1940, het eerste oorlogsjaar. Het bestuur sprak de hoop uit dat het oorlogsgeweld tot stilstand zou komen en dat de twintig MSC-leden die onder de wapenen waren, spoedig weer naar huis terug konden keren. Een strenge winter maakte het voetballen bijna onmogelijk, maar in maart 1940 kon er eindelijk weer gespeeld worden. Toen verscheen De MSC’er van 11 mei. In dat nummer nog niets over de schokkende gebeurtenissen die Meppel inmiddels hadden getroffen: alle bruggen waren opgeblazen, de straten lagen vol glas, pannen waren van de daken gevlogen, versperringen waren opgericht en Meppel werd bevolkt door de Duitse bezetter. Hoewel zij zich in eerste instantie correct gedroegen, waren het wel van de ene op de andere dag mannen van gewicht geworden. Mannen waar de Meppelers rekening mee dienden te houden.

Een van de twee ‘zijarmen’ van de Leonard Springerlaan in Meppel, werd na de Tweede Wereldoorlog vernoemd naar een van zijn oud-bewoners; een unicum. Waarom gebeurde dat? Toen de in 1937 te Leiden in de geneeskunde gepromoveerde en in de chirurgie, verloskunde en orthopedie afgestudeerde Engelbertus Johannes Roelfsema naar Meppel kwam, om zich daar als chirurg te vestigen was hij al een ‘bekende Nederlander’. Als student won hij als roeier met Njord de bekende Varsity én de Telegraafbeker, terwijl hij zich in diezelfde jaren eveneens ontpopte als een uitstekend bergbeklimmer. In Zermatt gold Roelfsema in de jaren 1935 en 1936 als een van de beste alpinisten van Zwitserland; misschien zelfs wel van de wereld. Zijn grootste naamsbekendheid kreeg hij echter als schaatsenrijder. Hij was jarenlang opgenomen in de kernploeg, won een aantal langebaanwedstrijden en voltooide vijfmaal de Elfstedentocht. Eenmaal – in 1929 – werd hij zelfs dertiende. En in Meppel was hij een gewaardeerd voetballer van MSC.

Twee jaar voetbalde hij voor zijn nieuwe club en trouw bezocht hij de clubavonden. Daar werden lezingen gehouden, werd gekaart, gesjoeld, gedamd en geschaakt. Het duurde niet lang of hij zat ook in het bestuur van MSC. Samen met P. Bloksma, G. Van Sleen en R. Strik was hij een van de ‘commissarissen’. Hij was een actief bestuurslid en zat altijd vol plannen. Zo wilde hij zijn vroegere club HVV naar Meppel laten komen om tegen MSC te spelen. Maar zover zou het niet komen, hij werd op brute wijze vermoord.  De zondag voor de moord – het was 26 september 1943 – speelde hij nog in het 1ste elftal en had een groot aandeel in de 3-4 overwinning op Gorredijk. De meeste spelers gingen met de trein naar Heerenveen en daarna op de fiets naar Gorredijk. Roelfsema had als arts zijn auto mogen behouden van de bezetter en kwam dan ook met eigen auto naar de wedstrijd. Steevast nam hij de aanvoerder en oudste speler – Jan Hartsuiker – mee. Drie dagen later vond op 29 september 1943 het drama plaats, wat de aanleiding vormde om een straat naar hem te noemen. Mejuffrouw P. Dozy uit Groesbeek – op vakantie in de omgeving van Meppel – schreef daarover in haar dagboek.

‘De Wijk. Moordaanslag op 2 NSB-boerenmenschen. De man dood. Voor iedere vermoorde NSB-er zullen er nu als wraak 3 menschen vallen: éen van het kerkevolk, éen kunstenaar, niet aangesloten aan Kultuurkamer en nog een derde willekeurige.

In Meppel hebben drie onschuldigen er voor moeten boeten: een garagehouder met 9 kinderen, een Chr. onderwijzer van Staphorst – neergeschoten voor ’t oog van zijn zoontje – en Dr. Roelfsema. Werd ’s avonds laat opgehaald door mannen met auto, eerst maakte hij bezwaar om mee te gaan omdat hij voor een bepaald doel thuis moest blijven, doch op de verzekering dat het een spoedgeval was en hij binnen ’t uur weer thuisgebracht zou worden, ging hij mee. Zijn vrouw en de Eng. logée zagen de geheel gesloten auto voor het huis en hoorden den Dr. nog zeggen: ‘Moet ik dáár in?’ ‘Ja dokter, en over een uur brengen we U met de auto weer thuis.’ Hij kwam echter niet terug en den volgenden morgen vond men hem op een achterpaadje ergens in Drente met twee schoten door ’t hoofd.’

Dokter Roelfsema – een betrouwbare Nederlander die samenwerkte met het verzet wanneer men bij hem aanklopte – werd een van de eerste slachtoffers van de beruchte Silbertanne moorden en stierf op 37-jarige leeftijd in Ruinen. Op die plek bevindt zich nog steeds een gedenkplaat voor hem. Nooit heeft hij geweten dat zijn vrouw in verwachting was, van hun eerste en enig kind; zoon Roeli werd in 1944 geboren.

Zoon Roeli was ook betrokken bij een indrukwekkende documentaire over zijn vader die hij dus nooit gekend heeft.