Meppel viert op 13 apri 2020, tweede paasdag, dat het 75 jaar geleden door de Canadezen werd bevrijd van de Duitse bezetters. De vijf oorlogsjaren die daar aan vooraf waren gegaan, waren voor MSC niet makkelijk geweest. Veel leden kwamen ‘onder de wapenen’ en veel Joodse leden werden weggevoerd en kwamen nooit meer terug. Bijzonder was ook het verhaal van Willem Kel en zijn Joodse verloofde Carla de Leeuw.

 

Willem Kel was verloofd met de Joodse Carla de Leeuw, woonachtig in de Grote Kerkstraat in Meppel op nummer 21. Ze kenden elkaar vanaf hun lagereschooltijd op de Vledderschool. Later waren beiden lid van korfbalclub MKC, terwijl Willem ook keeper was in een van de elftallen van MSC.

Willem had vanaf het begin van de oorlog zijn twijfels over de bedoelingen van de Duitsers. Waarschijnlijk hebben de meidagen van 1940, toen hij als soldaat in het Nederlandse leger krijgsgevangen werd gemaakt door de Duitsers, bijgedragen tot die onverzoenlijke wrok tegen hen. Het was zelfs zo erg, dat hij een keer slaags raakte met een NSB-er die hun weekblad Volk en Vaderland aan de man probeerde te brengen.

 

Willem Kel en Carla de Leeuw. Via Westerbork naar het concentratiekamp.

Toen de anti-joodse maatregelen van kracht werden, veranderde Willem’s wrok in zorg voor Carla en haar familie. Hij had het er erg moeilijk mee, toen Carla op 8 juni 1942 Meppel verliet en naar Amsterdam verhuisde. Daar kon zij – in tegenstelling tot in Meppel – aan het werk en vond onderdak bij familie. Ieder weekend pakte Willem de trein naar Amsterdam om zijn geliefde te zien. Hij logeerde bij zijn zuster, die eveneens in Amsterdam woonde. In die weekenden zwierven de twee jonge mensen rond door Amsterdam, door niemand gekend en door niemand gehinderd. Willem ging er zelfs toe over om ook een jodenster op zijn jas te spelden, uit solidariteit met Carla. Waarschijnlijk hadden ze daar in het voorjaar en de zomer van 1942, de gelukkigste tijd van hun leven. Ook vader De Leeuw was kennelijk overtuigd van hun wederzijdse gevoelens en liet zijn aanvankelijke bezwaren tegen een huwelijk varen. Middels een hartelijke brief gaf hij zijn toestemming voor een huwelijk van Carla met Willem.

Maar, te midden van deze gelukkige periode sloeg het noodlot toe. Carla moest zich eind juli melden bij de Zentralstelle für jüdische Auswanderung voor ‘tewerkstelling in Duitsland’ zoals dat zo mooi heette. Zonder bedenkingen, maar met een bezwaard gemoed ging zij naar dit kantoor en kwam toen in het verzamelkamp in Westerbork terecht. Onderduiken kwam waarschijnlijk niet eens bij haar op. Willem was de wanhoop nabij. Het meisje waar hij mee wilde en ook mocht trouwen, was verdwenen naar Westerbork. ‘Ik laat haar niet in de steek’ heeft hij meermalen gezegd en ‘Als ze haar uit Westerbork halen, ga ik mee. ’t Kan me niet schelen waarheen …’ En zo gebeurde.

In eerste instantie zocht Willem Carla op in Westerbork. Via een kennis die daar werkte wist hij deze bezoeken te arrangeren. Op de fiets ging hij er naar toe. Zo ook op donderdag 6 augustus. Na afloop van de Meppeler weekmarkt – Willem was marktkoopman – nam hij vluchtig afscheid van zijn familie en vertrok naar Carla. Aangekomen in Westerbork vernam hij van Carla dat ze de volgende dag op transport moest naar Polen. Wat ging er door zijn hoofd? We zullen het nooit precies weten. Waarschijnlijk dacht hij slechts een ding: ‘Ik laat haar niet alleen gaan.’

Kennelijk niet van plan om terug te keren zond Willem zijn fiets naar de ouderlijke woning in de Ambonstraat en voegde zich op vrijdagochtend 7 augustus – getooid met een jodenster – tussen de joden bij de uitgang van het kamp. Te voet ging het stel met de andere joden van Kamp Hooghalen naar de plek waar de trein stond. Verder ontbreekt ieder spoor, tot in de Staatscourant stond te lezen dat Willem Kel op 30 september 1942 in Auschwitz was overleden. Ook Carla stierf op die dag.

Willem Kel is een van de weinige niet-joodse Nederlanders die uit trouw aan een joods meisje de dood vond. Willem had niets van de Duitsers te duchten. Hij ging met Carla mee om haar te beschermen en om bij haar te zijn. Waarschijnlijk was hij zich bewust van wat er komen ging, maar zag hij desondanks geen andere uitweg dan er doelbewust voor te kiezen om tezamen met zijn geliefde te sterven.

In de ledenlijsten van MSC, behorende bij de jaren 1943-1944 en 1944-1945, wordt vermeld dat Willem Kel een van de 21 MSC-ers is, die zich in het buitenland bevinden. In de ledenlijst van 1945-1946 komt zijn naam niet meer voor. Was er al iets over hem bekend? Waarschijnlijk niet, want pas in december 1953 verscheen onder het kopje ‘Personalia’ in De MSC’er het volgende. ‘Over het lot van ons oud-lid Willem Kel (geb. 21-4-1919) schijnt eindelijk ook zekerheid te bestaan. In de Nederlandse Staatscourant van 29 October j.l. komt zijn naam voor op de lijst van slachtoffers van de concentratiekampen. Volgens deze lijst is hij op 30 September 1942 al overleden in de omgeving van Oswiecim (Polen). Willem heeft dat einde eigenlijk vrijwillig gekozen, door zijn joodse verloofde te willen vergezellen op haar weg naar het onbekende in de ghetto’s van Oost-Europa. Velen zullen met weemoed aan hen en aan deze tragiek terug denken.